Mijn bovenbuurman ken ik volgens mij. Dat is een gekke opening van een column, maar ik heb een gezicht bij hem. En ik geloof dat hij het ook echt is. Hij woont op de zevende en hoogste etage. Ik op de zesde. Ik kom dus nooit op zijn verdieping. Tenzij ik eens aanbel om kennis te maken. Maar dat deed ik voorlopig nog niet. Maar als hij het dus is, heeft hij een Indonesische afkomst. Het zou ook Moluks kunnen zijn. Want naast mijn appartementencomplex staat een Moluks bejaardetehuis. En de verpleegkundigen die daar actief zijn, komen ook bij de bewoners in mijn flat. Wie weet woont hij om die reden zo dichtbij het bejaardtehuis. Maar eigenlijk weet ik het dus niet. Maar het lijkt aannemelijk. Mijn bovenbuurman is ongeveer éénvijfenzeventig, licht getint, heeft pikzwart krulhaar. Bijna zoals de pruiken in de carnavalswinkel. Ik schat hem net over de zeventig. Ik heb me weleens afgevraagd of hij een snackbar had. Ik herinner me dat ik vond dat hij naar friet rook, één van de s