Ik had net een persoonlijk record gelopen. Ik wilde tien kilometer binnen vijfenvijftig minuten lopen. Maar toen ik stopte, en de tijd stop zette op mijn horloge, bleek ik nog net binnen de vierenvijftig minuten te zijn gefinisht. Een enorm gevoel van geluk maakte zich meester van me. Dit was voor mij Olympisch Goud.
Geluk lijkt dus toch te vangen in een moment.
Nadat ik, met een grijze lucht boven mij en koude wind tegen mij, had zitten bijkomen op een betonnen bankje, liep ik in de richting van mijn flat. Ik had al gezien dat een onderbuurvrouw net had geparkeerd. Ik betrapte mezelf erop dat ik afwoog of ik wel zin had, in haar verhalen. Haar man had Alzheimer en waar ik steeds met interesse luisterde, had ze ook iets aanhankelijks als ze in gesprek ging. Maar ik zag de man er niet bij, doorgaans was ze hem dan kwijt en aan het zoeken. Ze zag me en we liepen een stukje samen.
'Tja.. mijn man is vorige week opgenomen in Raffy'. Dat was het Molukse bejaardentehuis naast onze flat.
'Op een afgesloten afdeling.' ging ze door. 'Het ging niet meer. Hij was zo de weg kwijt. Ik ben er kapot van, zes jaar heb ik voor hem gezorgd.'
Ik was overrompeld door haar directheid. Misschien vanwege de inspanning, die ik kort hiervoor dus deed. Maar, waarschijnlijk had ze vandaag niemand om haar verhaal te doen. En ik weet van mezelf dat wildvreemden, zich heel gemakkelijk bij me uiten. Een bejaarde vrouw in de bus, een man op het terras, de cassiere bij de Albert Heijn, ze hadden allemaal wel eens hun hart bij me uitgestort.
'Jeetje' zei ik. 'Wat heftig. Voor hem.. maar voor u ook.'
Ze was klein en van Indonesische afkomst. Haar donkerzwarte haar was in het midden bij haar kruin grijs. Haar bril was zwart omrand en twee donkere ogen keken me aan, door het glas heen.
'Twintig jaar waren we samen en tien jaar getrouwd hè.' ging ze door.
'Ik heb zes jaar voor hem gezorgd. Ik mag nu maar twee keer per week bij hem zijn. Om hem te laten wennen aan de nieuwe situatie. Ik was er gisteren. Hij kwam me tegemoet en ik zei 'Hallo .. Hallo..'. Maar hij liep me gewoon voorbij..'
Het was even stil nadat ze dit zei. Ik besefte me dat dit heel wrang moest zijn voor haar. Ze snapte het waarschijnlijk wel. Maar ik speelde de scène in mijn hoofd af en had met haar te doen.
'Wat heftig voor u ook.' zei ik een soort van troostend.
'Hij zit helemaal onder de medicatie. Hij was helemaal passief en sloom. Zevenenvijftig jaar is hij maar hé.'
Ze keek naar de post die ze uit de brievenbus haalde, maar ik denk niet dat ze in zich opnam, wat ze werkelijk zag.
'Hij had me geduuwd.' Ze keek me ineens weer aan.
'Hij stond in de gang en hij was ineens boos. Toen duwde hij en vloog ik tegen de deur. Dat was negen maanden geleden. Mijn zoon zei al dat het een grens moest zijn. Maar ik wilde nog voor hem zorgen hè.'
We stapte de lift in en ik drukte op de zes. Zelf vergat ze een knopje in te drukken. Haar man zag er een beetje uit als Rob de Nijs in zijn jongere jaren. Ik kon me voorstellen dat hij haar fysiek meer dan de baas was.
De deuren gingen open, ik was er. Even leek het alsof ze ook uit wilde stappen. Zichzelf zou uitnodigen voor koffie. Maar het zweet stroomde nog van mijn gezicht. En geloof dat ik uitstraalde dat het nu even niet uitkwam. Zonder me daarover ongemakkelijk te voelen.
'Het is in elk geval fijn dat hij vlakbij is, direct hiernaast. En ik hoop maar dat het ook wat rust geeft aan u.' zei ik.
Ik hield met mijn arm de liftdeur nog even open.
'Tja, de meeste gaan, als ze medicatie krijgen, snel dood. Daar bereid ik me wel op voor.'
Ik wist niet wat te zeggen.
'Nou ja', zei ze. 'Fijn weekend.'
'Hetzelfde voor u.' zei ik maar.
De deuren gingen dicht. Ik stapte mijn kamer in en keek op mijn horloge. Drieënvijftig minuten en zesenvijftig seconde las ik. Geluk is inderdaad een moment.
Reacties
Een reactie posten