Toen ik twaalf was, moest ik voor het eerst echt kiezen. Ik kon de HAVO wel aan. Maar ik vond het schoolgebouw niet gezellig. Groot, leeg, zielloos. En ik koos dus voor de MAVO.
Ik koos ervoor.
Nooit heb ik spijt gehad van die keuze. Onzekere eerste tienerjaren. De geur van het schoolgebouw, mengelmoes van krijt, zwetende pubers, geplette banaan in mijn rugtas en de brommers in de fietsenstalling. Het schoolplein met knalharde betonnen bankjes. De straat die de Bolkensteeg heette. Ik droomde er wel eens van dat mensen hier zouden komen kijken. Bussen vol. De school van mij was het startpunt. Hier was het begonnen. Met natuurtalent.
Op de Bolkensteeg.
Want ik deed wel wat ik moest doen. Maar niet veel meer. Rekenen kon ik goed en dat was elke periode terug te zien op mijn cijferlijst. Een vijf komma zes hier, zes komma twee daar. En een vijf komma vier voor Duits. Daar moest ik dan 'nog even wat aan doen'. Nee, van tienen scoren word je niet rijk dacht ik altijd.
Maar ondernemend was ik wel.
En dus volgde na de MAVO geen HAVO maar MBO. Detailhandel. Het leek me wel wat om ooit eens een winkel te beginnen. Met leuke spullen, allemaal nieuw ook. Het fijnste vond ik dat het opties gaf. Ondernemend zijn is breed. Toen was dat nog niet zo. Het was halverwege de jaren negentig. Ondernemen is een vak wat geen vak is, leerde ik later. Meer een overkoepelende houding, die je ver kan brengen als je iets voor jezelf wilt doen. Een 'vestigingsdiploma' ging ik halen. Dat was het doel tenminste.
Ik werd eigenwijzer.
Wat moest ik eigenlijk met al dat opgeleid zijn? Ik had geen flauw idee. Nog steeds regende het zesjes en vijfjes. Mooi gedoceerd kwam ik elk jaar weer precies uit. En mocht ik verder. Een stage in een sportwinkel waar ik drie maanden aan het verbouwen was. En heel af en toe mocht ik een voetbalschoen verkopen. Aan de heel, heel trouwe klanten. Ondernemen is risico. Maar risico is geen ondernemen. Ik haalde het diploma. Maar verder was dit misschien toch niks voor mij. Ik had geen vader met een bakkerij die ik moest overnemen.
Ik wilde wat anders.
Ik ging schrijven. Zocht mijn uitvlucht steeds meer in creativiteit. Probeerde het met de Academie voor Journalistiek. Maar dat was schrijven met een 'moetje'. En dan zou ik mijn schrijven kwijt zijn. Dat wilde ik niet. Ik wilde met mensen omgaan, buiten zijn, liefst in de natuur. En toch wel dat ondernemen.
Toerisme.
Dat was raak. Ik kon me ontwikkelen. Managen, overzicht houden. Anderen het werk laten doen, vertrouwen kweken. En zo groeien. Op mooie plekken en tussen vrolijke mensen. Zo dacht ik. Via Den Haag, naar Venlo. Ik paste me wel aan, door mezelf te blijven. Twee jaar voor de klas in Oost-Brabant. Kon ik ook. En hup in Frankrijk een bedrijf runnen. Emigreren, overleven soms. Dag en nacht werken. Drie en een half jaar lang. Ging ook goed. Twee jaar lang. De laatste periode niet. Ik ging kapot. Kwam terug in Nederland en moest door. Groot hotel managen in de arme Roerstreek in Duitsland? Ja hoor, doe ik. En toen?
Algemeen directeur.
Mijn broers wilde eerst mijn kaartje zien. Gewoon als bewijs, want praten kon ik wel. Ze zagen het. En ik ook. Algemeen directeur. Ik moet er nog steeds om lachen als ik het zie. Inmiddels Operationeel Directeur dan. Met een extra moeilijkheidsgraad. Een Frans bedrijf en ik stuur de Belgische, Duitse en Nederlandse landen aan. Spreek de hele dag door vier talen.
Om acht uur vanavond moest ik eraan denken.
Ik had de vitrage omlaag. En hoorde wat gedoe. Ik focuste. Klappen was het. Klappen? Oh ja, klappen. Voor mensen in de zorg en de vi-ta-le beroepen. Daar had ik nooit van gehoord voor Corona. Vitale beroepen. Maar, dat is toch een keuze van die mensen? Zorgen voor, bezig zijn met? Ze hebben toch ook een opleiding gedaan? Veel leed gezien. Ja. Klopt. Zeker nu met dat virus. Maar moeten we daarvoor gaan staan klappen?
Ik voelde me ongemakkelijk op de bank. Had ik wat misdaan? Niet geklapt voor iemand die nu aan een bed stond met een heel ziek persoon daarin. Echt heel erg. Maar uiteindelijk werk toch?
En waarom klapt er niemand omdat ik in drie landen de sociale zekerheid regel voor vijftig mensen? Met drie verschillende sociale stelsels. Kunst en vliegwerk. Gedoe. Hard werken. Maar zou ik willen dat iemand voor mij gaat klappen? Omdat ik een vak heb gekozen? Dat elke dag doe en er redelijk goed in ben geworden. En dat na een diep, diep dal van twee jaar lang. Zo diep, dat het bijna onuitlegbaar was.
Ze klapten nog.
Ik nam een slok thee. Ik hoorde wat geroep naar elkaar. Want tja, wat moet je voelen als je daar staat te klappen en je buurman zit op de bank? Ik weet wel wat ze voelden. Dat een zesje ook genoeg is soms. En uitzicht geeft op beterschap. Sommige mensen werken in de zorg. En op het moment werken ze kneiterhard. Ze zorgen voor veel mensen. Daar heb ik veel waardering voor. Want gezondheid is niet uit te drukken in geld. Dat wist ik al lang. Ik heb het de dokter tegen me horen zeggen 'Gaat u maar even zitten meneer.'
Er gingen dagen voorbij dat ik van zeven in de ochtend tot één uur in de nacht werkte. En 's nachts werd ik dan ook nog uit bed gebeld. Voor mensen die EHBO nodig hadden. Ik probeerde mensen een fijne vakantie te bieden. En werd 's ochtend na vier uur slaap de huid stijf gescholden. In ons winkeltje. Omdat de croissantjes op waren.
Applaus?
Reacties
Een reactie posten